Het G40-stedennetwerk heeft prof. Jan Rotmans gevraagd een beschouwing te schrijven op de transitie die de omgevingswet (Ow) aan Nederland defacto opdraagt. In het 58 pagina’s bevattende boekwerk getiteld Omgevingswet als transitie opgave (mei 2018) wordt de lezer meegenomen in de veelheid aan veranderingen die de Ow genereert. Vooral de aspecten machtsoverdracht, integraliteit en initiatief bij de omgeving worden expliciet belicht. De digitale aspecten lijken mij nu nog onderbelicht terwijl via digitalisering vooral het samenwerken met behoud van bestuursautonomie en identiteit geraakt wordt. Wellicht nog onderbelicht omdat digitalisering op veel bestuurstafels nog beleefd wordt als techniek in de uitvoering. Zo niet bij de gewezen minister van IenM Melanie Schultz. Zij antwoorde op Kamervragen in de Eerste Kamer dat de opgave om het digitaal stelsel omgevingswet vorm te geven wellicht nog groter was dan de omgevingswet zelf.
De minister leek zich te realiseren dat de digitalisering binnen het stelsel ook de stelselvorming en daarmee de expliciete samenwerking en informatisering in de ketens binnen het stelsel forceert. Daarmee is digitalisering veel meer dan techniek & ICT. Het gaat dan daar juist ook over samenwerken, informatiekundig verbinden en overbruggen van taal, cultuur en verschillen in informatie- & digi-volwassenheid. Elke sector en organisatie maakt immers de groei in digitalisering en acteren als ketenspeler door. En ketens aan elkaar knopen impliceert ook het verbinden van sectorale informatielandschappen, bijbehorende eco-systemen van applicaties en verknopen van meerdere informatieknooppunten, die elk hun standaarden en mores kennen.
Het digitaal stelsel omgevingswet (DSO) bevat al deze componenten. De in ontwikkeling zijnde STOP-TP standaard en de toepassingsprofielen voor de omgevingswet (TPOD’s), bouwt niet alleen de informatiekundige bruggen tussen de wereld van de jurist, stedenbouwkundige, landschapskundige, (geo)-informaticus en betrokken ambtenaren in alle bestuurslagen, maar richt zich ook op de machineleesbaarheid van de regels en haar werkingsgebieden. De spanning tussen mensleesbaarheid (leek en professional) en machineleesbaarheid (met betekenis kunnen uitwisselen) wordt daarbij voelbaar. De digitale ambities forceren ook hier verandering.
De ondersteunende informatiesystemen van het DSO worden immers geacht de beoogde integraliteit en éénduidigheid in informatie vorm te geven. En daar ontstaan de verbindingen tussen sectoren (natuur, veiligheid, ruimte, geluid, cultureel erfgoed, bouw & infrastructuur, water, energie, klimaat, x, en y) maar ook tussen de wet- en regelgeving van de bestuurslagen die op dezelfde locaties inwerken. Informatiekundig zijn deze werelden vanuit geografisch perspectief (via de locatie) wel koppelbaar. De regels en bovenliggende visies dienen evenwel ook “koppelbaar” te zijn om initiatiefnemers, overheden én belanghebbenden inzicht te geven in het hoe en wat van de leefomgeving.
Daarmee vergroot de transitieopgave zich naar “elkaar qua begrippen en denkwereld kunnen verstaan”. In een digitaal stelsel worden begrippen en hun onderlinge samenhang steeds meer expliciet geformuleerd om de machineleesbaarheid te vergroten. Tegelijk biedt de Ow het bevoegd gezag de expliciete mogelijkheid om voor variatie in beleid en regels en maatwerk te kiezen. Om in die situatie mensleesbaarheid én machinelees-baarheid te kunnen borgen, komt onder andere de harmonisatie van de wijze van modelleren van regels en hun werkingsgebieden om te hoek kijken. De verregaande integraliteit van de rechtsfiguren in de Ow maakt daarnaast dat ook informatiekundig deze geïntegreerd dienen te worden. Ook dat heeft veel gevolgen voor de denk- en werkwereld van ambtenaren, softwareleveranciers en beheerders van centrale ICT-voorzieningen. De machineleesbaarheid maakt machine-machine communicatie mopgelijk en daaarmee wordt een nieuwe wereld aan mogelijkheden aangeboord. Die digitale transitie is vaak een “game changer” van formaat. En dat is een transitie die nu nog onderbelicht lijkt in het essay. Gelukkig sluit het essay af met de magische woorden “Maar er is nog tijd genoeg om daaraan te schaven”.
Geef een antwoord